Toen ik onlangs foto’s selecteerde voor mijn nieuwe fotografiewebsite (nog niet gezien? – neem snel een kijkje!), viel het mij op dat ik nauwelijks winterfoto’s heb gemaakt in de natuur. Herfst en voorjaar staan stipt op nummer één (ach, dat herfstlicht…!), de zomer komt op een goede tweede plaats, maar dan volgt – op vele barre kilometers afstand – de winter.
Ja, natuurlijk: grijs, grauw en guur. Kaal en weinig licht. Welke fotograaf loopt daarvoor warm? Maar ik vond dat daar verandering in moest komen. En zo dwong ik mijzelf onlangs in de lunchpauzes het bos in te gaan om gewoon te observeren. Dat idee uit mijn hoofd te halen: het bos is niet interessant in de winter. Goed: het moest natuurlijk wel een béétje droog zijn, maar voor de rest stelde ik weinig eisen.
En toen gebeurde er iets bijzonders. Ik raakte zonder dat ik het doorhad plots aan het hart van de fotografie: ik ging anders kijken. Sterker: van gewoon kijken ging ik naar werkelijk zien. Kaal was opeens niet meer saai, maar erg aantrekkelijk. En het bleek een illusie dat bos in de winter geen kleur meer heeft. Als alle bladeren gevallen zijn, resten slechts de naakte vormen en lijnen. Het bos wordt een grafisch schouwspel, een theater van de verticale lijn. En niet in grauwe tinten, maar in alle varianten grijs en groen. Ik kwam heel dichtbij met de camera, of nam juist grote afstand. Ik zette de lijnen af tegen een contrasterende lucht, of liet ze weerspiegelen in een plas. En het resultaat fascineerde me mateloos.
Zet de lente nog maar even in de wacht; ik ben voorlopig nog niet klaar met de winter!
Heel erg mooi!
Dank je wel! 🙂