Zo zacht en loom
De warmte
Klein briesje op de huid
Groen bankje aan het water
Zo kalm
Haast geen geluid
De laatste ambtenaar
Vertrokken
Een gans, nieuwsgierig
Glijdt voorbij
Vijf witte en een grijze
Komen zoekend dichterbij
Een meerkoet schudt
Iets onverstaanbaars
Uit zijn glimmend zwarte keel
De ooievaar
Hoog op zijn poten
Overziet het vredig tafereel
En ik aanschouw
Laat los
Mijn immer malende verstand
En dank met stille lippen de NS
Dat ik hier zomaar ben gestrand